Genealogie
Genealogie, sibbekunde of stamboomonderzoek is een discipline van de geschiedkunde die zich bezighoudt met voorouderlijk onderzoek en de afstamming van een familie.
Hoofdvormen
Nakomelingen, grafisch weergegeven als parenteel
De meeste genealogen kiezen voor een bepaald soort onderzoek. Er zijn vier hoofdvormen te onderscheiden:
Stamreeks
alle voorouders in mannelijke (patrilineair) of in de vrouwelijke lijn (matrilineair), van heden naar verleden
Kwartierstaat
alle voorouders in mannelijke en vrouwelijke lijn, van heden naar verleden
Genealogie
alle nakomelingen in mannelijke lijn
Parenteel
alle nakomelingen in zowel mannelijke als vrouwelijke lijn
Bovenstaand overzicht laat zien dat van het woord genealogie ook een beperkte betekenis is: namelijk die van een overzicht van alle nakomelingen in mannelijke lijn.
De belangrijkste bronnen voor genealogisch onderzoek zijn voor de negentiende en twintigste eeuw de door de overheid bijgehouden bevolkingsboekhouding: de burgerlijke stand en het bevolkingsregister. Daarvoor zijn we in de eerste plaats aangewezen op de kerkelijke administratie, de doop- trouw- en begraafregisters.
Burgerlijke Stand
De burgerlijke stand (BS) zoals wij die nu kennen is een Franse 'uitvinding' (in 1792 werd de registratie van de état civil – de burgerlijke stand – gestart). Na de inlijving van het toenmalige Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk werd deze registratie in het grootste gedeelte van ons land ingevoerd per 1 januari 1811. In delen van de huidige provincies Noord-Brabant, Limburg en Zeeland gebeurde dit al in de jaren negentig van de achttiende eeuw. Na het vertrek van de Fransen is de burgerlijke stand blijven voortbestaan (het zij met wat aanpassingen) tot de huidige dag.
Bevolkingsregister
Met ingang van I januari 1850 werden de gemeenten verplicht bij te houden wie er binnen hun grondgebied woonachtig waren. Voor die tijd waren er al wel eens momentopnamen gemaakt, maar nu moesten de gemeenten de gegevens die verzameld waren voor de volkstelling van 1849 bij gaan houden.
Hiermee kan een beeld gevormd worden van de ontwikkelingen in een gezin. Geboorte, overlijden van en bij een echtpaar en hun kinderen, inwonende familieleden (bijvoorbeeld inwonende grootouders) en dienstboden of knechts.
Door de jaren heen traden nogal wat veranderingen op in het register, raakte het vol of dreigde het te onoverzichtelijk te worden. Daarom werd na verloop van een aantal jaren, vaak zo'n jaar of tien, het register vervangen door een nieuw. De gegevens uit de oude registers die nog van toepassing waren werden overgeschreven in nieuwe folianten. Daarbij konden fouten gemaakt worden. Voor de vermelding van namen (spelling) en data geldt de vermelding bij de burgerlijke stand als enige juist gegeven en dan in de eerste plaats het geboorteregister.
Doop-, trouw- en begraafregisters
Voor de periode vanaf 18I1 tot heden heeft de stamboomonderzoeker als belangrijkste bron de burgerlijke stand. Gaat het onderzoek verder terug dan 1811, dan zijn de registers van dopen, trouwen en begraven (kortweg DTB-registers) genoemd de aangewezen gegevensbronnen. Deze registers werden vooral bijgehouden door de verschillende kerkgenootschappen.
Geboorte en doop
In het doopregister werden de dopelingen, door de priester, predikant of koster, in chronologische volgorde ingeschreven. Zo’n doopinschrijving bevat meestal de doopdatum, de namen van het kind, de ouders en de getuigen van de doop. Soms worden nog andere gegevens vermeld, bijvoorbeeld het gehucht of de wijk waar de ouders woonden en de geboortedatum van het kind. Rooms-katholieke doopregisters zijn het Latijn opgesteld.
Huwelijk
Waar trouwden onze voorouders toen er nog geen burgerlijke stand was? We kunnen wat dit betreft als vuistregel hanteren dat voor de invoering van de burgerlijke stand iedereen in ieder geval trouwde in de kerk waartoe hij behoorde. Een gereformeerde (pas vanaf het begin van de negentiende eeuw spreekt men van 'hervormden') trouwde in de gereformeerde kerk. Een rooms-katholiek deed dit in de kerk van de 'statie', zoals een parochie toen werd genoemd. De overheid registreerde wel huwelijken, maar dit beperkte zich over het algemeen tot degenen die niet tot de -bevoorrechte -gereformeerde kerk behoorden. Het huwelijk vond namelijk meestal in de woonplaats van de echtgenote plaats.
Hun huwelijk was in de meeste gewesten pas geldig voor de wet als zij voor het plaatselijke gerecht (of soms eerst in de gereformeerde kerk!) getrouwd waren. Gereformeerden konden volstaan met een huwelijk in de gereformeerde kerk.
Ook huwelijksinschrijvingen zijn chronologisch geordend. Een huwelijksinschrijving vermeldt meestal de datum van het huwelijk, de namen van bruid en bruidegom en van de getuigen. Ook wordt aangegeven of zij reeds eerder getrouwd waren. Is dit niet het geval dan staat er bij de bruid 'j.d.' (jongedochter) en bij de bruidegom 'j.m.' (jongeman). Hebben we te doen met een weduwnaar of weduwe dan wordt de naam van de overleden partner vaak vermeld.
Overlijden en begraven
Overlijdensplaats en -datum zijn, wanneer we met het stamboomonderzoek voor 1800 terechtgekomen zijn, vaak lastig vast te stellen.
Overlijdensregisters vinden we slechts incidenteel. In sommige perioden had de overheid belang bij registratie, bijvoorbeeld als over de nalatenschap van overledenen belasting betaald moest worden. Ook in kerken werd het overlijden soms in een register bijgehouden. Vaak gebeurde dit echter gedurende een beperkt aantal jaren. Een overlijdensdatum moeten we daarom in veel gevallen in andere bronnen zoeken. Zo kan deze genoemd worden in de papieren waarin de nalatenschap van een overledene wordt geregeld, of vermeld staan in een lidmatenregister, een lijst van leden van een protestant kerkgenootschap. Vaak zullen we het overlijden slechts bij benadering kunnen dateren. Als een weduwe met kinderen hertrouwt weten we bijvoorbeeld dat de eerdere echtgenoot overleden moet zijn tussen de geboorte van het laatste kind en zo'n jaar voor het hertrouwen.
Bij het ontbreken van een overlijdensregister komen we het dichtst bij de overlijdensdatum wanneer we de begraafdatum kunnen achterhalen. Voor 1800 werd bijna uitsluitend in en om de gereformeerde kerk begraven. De overledenen van de verschillende gezindten kregen hier een plaats. Ook katholieken werden dus in de gereformeerde kerk of op het bijbehorende kerkhof begraven. De enige uitzondering op deze regel vormen de Joden, die meestal hun eigen begraafplaats hadden.
De lijst van bidprentjes - aanwezig binnen de vereniging - is hier te vinden.